Peter Faber heeft niet meteen de makkelijkste jeugd gehad. Zijn moeder had vaak driftbuien en hield niet op met slaan. Zijn vader was er bijna nooit.
Maar zelf probeert Peter het beter te doen dan zijn eigen ouders. In Story vertelt hij over zijn rol als vader.
“Ik geef mijn kinderen mee dat er altijd iets te doen is. Dat komt ook voort uit het feit dat ik als kind zelf altijd weg was, op zoek naar avontuur of veiligheid. Ik heb veel met hen gedaan. Vuur maken, de straat op, ondernemen…”
Maar Peter heeft ook een dagelijkse routine waarbij hij elke dag in de kroeg te vinden is. Een routine die begint ’s morgensvroeg.
“Ik begin ’s ochtends altijd op het terras van café Kobalt, daar doe ik met volle aandacht niets. Daarna ga ik naar mijn atelier. Rond een uur of drie ’s middags slaap ik een uurtje op de bank en daarna ga ik naar café Nieuw-Amsterdam, dan drink ik een glas wijn en bestel vier bitterballen. Vervolgens ga ik door naar café Harlem, dat ernaast zit, en daarna naar café De Blauwe Druif. Daar zit ik vaak met twee schrijfsters en een professor. Daarna weer even terug naar Harlem, en dan ga ik eten.”